Overige effecten infrastructuurprojecten

Op deze pagina zijn effecten beschreven die toepasbaar zijn bij de verschillende bereikbaarheidsprojecten. Het gaat om de verschuiving van verkeer door een project dat effect heeft op de volume verplaatsingen aan andere modaliteiten, en om financiële effecten die een gevolg hiervan kunnen zijn.

Verschuiving bestaand verkeer en attractie van nieuw verkeer

Als bereikbaarheid een onderdeel is van een maatregel zullen er effecten op alternatieve reismogelijkheden zijn door verschuiving van verkeer naar andere modaliteiten, bijvoorbeeld tussen auto en openbaar vervoer (ov) (modal shift). Deze effecten worden afgeleid uit verkeersanalyses. Als een projectalternatief leidt tot een toename van het gebruik van het ov, kan dat effecten hebben op het wegennet. Voor zover hier gegevens over beschikbaar zijn, moeten ook deze effecten (toe- of afname van autoverkeer) worden meegenomen. Deze effecten moeten altijd apart terug te vinden zijn in de rapportage.

Nieuw verkeer – ‘Rule of half’

Aan nieuw verkeer, op de weg en met ov, zijn welvaartseffecten verbonden. De verandering in consumentensurplus door het nieuwe aanbod wordt met behulp van de ‘rule of half’ berekend. Deze regel wordt toegepast op de effectberekening voor de reistijd, de betrouwbaarheid en de reisafstand. De berekeningswijze is in het Kader Toepassing NRM vastgelegd en de ‘rule of half’ is in de Algemene Leidraad uitgelegd (pagina’s 49-52).

Accijnzen

De accijnsinkomsten op brandstof voor de rijksoverheid zullen beïnvloed worden door een verandering in de mobiliteit door autogebruik. Dit effect op de inkomsten, door grotere of kleinere volumes verkochte brandstof, veroorzaakt een additioneel welvaartseffect dat meegenomen moet worden. Verandering van de accijnsopbrengsten ten gevolge van bijvoorbeeld kortere routes telt niet mee. De verandering in de accijnsinkomsten zijn eigenlijk een verandering in consumentensurplus, dat door de overheid wordt afgeroomd (Bron: Groot W, Koopmans, De Groot C (2010). Accijnzen in KBA’s anders presenteren? Een discussienotitie. Notitie over OEI - Nummer 2. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM); Zwaneveld P, Eijgenraam C, Romijn G (2011).).

Kruisend verkeer

Er kan sprake zijn van effecten op de reistijd en betrouwbaarheid van het kruisend weg- of spoorverkeer. Bij vaarwegen kunnen veranderingen in de lengte en frequentie van brugopeningen de reistijd (en betrouwbaarheid) van het kruisende verkeer per weg of spoor beïnvloeden. Dit effect wordt gewaardeerd met reistijdwaarderingen voor wegverkeer of ov.

Tijdelijke effecten tijdens bouwperiode

Tijdens de bouwperiode van een projectalternatief zijn er tijdelijke effecten op de bereikbaarheid. Deze effecten moeten in kaart worden gebracht, als de doorstroming van het ov, het autoverkeer of het verkeer op de vaarwegen gedurende langere tijd hinder ondervindt. Bereikbaarheidseffecten voor deze periode worden bepaald door reistijdveranderingen, reisbetrouwbaarheid, transportkosten en effecten op ander modaliteiten. Zo modelleert ProRail de zogenoemde TVP (trein-vrije periode). Omdat effecten tijdens de bouwperiode kunnen verschillen per projectalternatief, kan dit verschil onderscheidend zijn bij de afweging tussen de alternatieven. Zijn de gegevens niet binnen het project beschikbaar, dan moet de MKBA-opsteller een (kwalitatieve) inschatting maken.

Ga naar

vorige pagina  |  volgende pagina