Het nulalternatief vaststellen

Het nulalternatief beschrijft hoe het probleem zich in de toekomst ontwikkelt zonder maatregelen te nemen, dat wil zeggen dat het nulalternatief de autonome ontwikkeling op de relevante markten beschrijft. Hier spelen exogene of autonome ontwikkelingen een belangrijke rol, zoals voortschrijdende technologische, demografische en economische ontwikkeling.

Samenvatting

Voor MKBA-opstellers:

  • Het nulalternatief moet, net als de projectalternatieven, doorgerekend worden met de twee verschillende WLO-toekomstscenario’s.
  • Er moet worden onderzocht of kleine ingrepen mogelijk zijn die het probleem deels oplossen of mitigeren. Dergelijke maatregelen moeten dan in het nulalternatief worden opgenomen, of als een apart alternatief worden opgenomen in de analyse.

Voor beleidsmedewerkers en -adviseurs:

  • De basis voor het nulalternatief ligt in de opgave-analyse.
  • Door al tijdens het opstellen van de NRD met elkaar in gesprek te gaan, is het mogelijk om de MER en MKBA goed op elkaar af te stemmen zodat de nulalternatieven binnen MER en de MKBA corresponderen.

Die exogene of autonome ontwikkelingen bepalen hoe het probleem zich in de toekomst ontwikkelt. Ook moet rekening gehouden worden met bestaand beleid en onafwendbaar voorgenomen beleid en kleinere mitigerende maatregelen. Concreet betekent dit dat ervan wordt uitgegaan dat de maatregelen waartoe al is besloten, of die in het MIRT-overzicht staan, ook uitgevoerd worden. Deze maatregelen en de autonome ontwikkelingen worden meegenomen in verkeersvoorspellingsmodellen en andere modellen, die gebruikmaken van de langetermijnscenario’s uit de WLO-scenario's. Daarom moet het nulalternatief, net als de projectalternatieven, doorgerekend worden met de verschillende toekomstscenario’s om zo de toekomstonzekerheid zichtbaar te maken. Dat betekent dus ook dat de toekomstscenario’s een belangrijke rol spelen bij het nulalternatief.

Als er een MER wordt opgesteld, dan wordt daarin een nulalternatief beschreven. Door op tijd met elkaar in gesprek te gaan kunnen de MER en MKBA zo op elkaar afgestemd worden, dat de referentiesituatie binnen MER en het nulalternatief binnen de MKBA corresponderen.

Effecten worden bepaald door de ontwikkeling die zich voordoet met het projectalternatief te vergelijken met het nulalternatief. Het nulalternatief dient namelijk als referentie om effecten specifiek toe te kunnen schrijven aan de nieuwe maatregel. De definitie en het vaststellen ervan zijn dus belangrijk om effecten niet te over- of onderschatten. De ontwikkelingen die zich voordoen in het nulalternatief geven inzicht in hoe het probleem zich in de toekomst mogelijk ontwikkelt en welke onzekerheden daarbij een rol spelen. Het nulalternatief is net zo belangrijk als de projectalternatieven.

Ook moet worden onderzocht of kleine ingrepen mogelijk zijn die het probleem deels oplossen of mitigeren. Als dat inderdaad zo is, moeten dergelijke maatregelen in het nulalternatief worden opgenomen. Het is ook denkbaar dat deze maatregelen als een apart alternatief worden opgenomen in de analyse. In de Algemene Leidraad wordt dit een nulplus-alternatief genoemd (voor uitleg zie de Algemene Leidraad, pagina 86). Een voorbeeld hiervan is intensivering van het gebruik van de infrastructuur als alternatief voor capaciteitsvergroting van een weg of sluis.

Er is geen eenduidig antwoord op de vraag wat het verschil is tussen het nulplus-alternatief en een niet-infra-alternatief. Dit is maatwerk per project; SEE kan hierin adviseren. Op pagina Projectalternatieven bepalen wordt ingegaan op de verplichting om in het MIRT altijd een niet-infra alternatief te onderzoeken.

In de praktijk omvat het nulalternatief het volgende beleid

  • Bestaand beleid, inclusief maatregelen waartoe reeds besloten is maar die nog niet van kracht zijn.
  • Voorgenomen maatregelen: Hierbij moet het gaan om maatregelen waarvoor de besluitvorming zodanig ver is gevorderd dat invoering in zekere mate onontkoombaar is. Er is daarbij wel enige marge voor discussie: wat bestuurlijk lijkt vast te liggen, hoeft daarmee nog niet altijd in het nulalternatief te worden opgenomen. Ook moet worden bedacht dat het voorgenomen beleid soms uiteindelijk niet wordt uitgevoerd
  • Kleinere ingrepen die het probleem deels oplossen of mitigeren. Vooral als de verwachting is dat het probleem sterk zal verergeren, is het onwaarschijnlijk dat politiek en samenleving dit ongemoeid zullen laten gebeuren. Het is dan waarschijnlijk dat mitigerende maatregelen zullen worden genomen om de ergste uitwassen van het probleem het hoofd te bieden. Als hiermee in het nulalternatief geen rekening wordt gehouden, is het nulalternatief te krap ingevuld. Een te krappe invulling overschat de ernst van de problematiek en daarmee de effecten van de te evalueren maatregelen. Aan de andere kant kan het nulalternatief geen initiatieven omvatten die zo ver gaan dat sprake is van een alternatieve maatregel van ongeveer dezelfde omvang, reikwijdte en oplossend vermogen als de te evalueren maatregel zelf. In welke mate mitigerende maatregelen in het nulalternatief thuis horen (en welke maatregelen dat dan zijn) of dat er sprake is van een beleids- of nulplus-alternatief vraagt om een inschatting van de MKBA-opsteller. Behulpzaam hierbij is de uitspraak (Uit Ecorys i.s.m. Witteveen+Bos (2009)): "Het nulalternatief geeft niet zozeer een antwoord op de vraag ‘Wat zouden we dan doen?’, maar een antwoord op de vraag ‘Wat zou er dan gebeuren?’. Het antwoord op de vraag ‘Wat zouden we dan doen?’ geeft een beschrijving van een alternatieve maatregel".

Bron: Romijn en Renes (2013). Algemene leidraad voor maatschappelijke kosten-batenanalyse, Den Haag: Centraal Planbureau (CPB) en Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), pagina 85.

Ga naar

vorige pagina  |  volgende pagina