Er wordt op deze pagina gekeken naar verschillende aspecten met betrekking tot effecten op water: waterveiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit en (zoet)water kwantiteit. In Nederland wordt nadrukkelijk onderscheid gemaakt tussen waterveiligheid en wateroverlast, omdat de gevolgen van een overstroming door een dijkdoorbaak onvergelijkbaar veel groter kunnen zijn dan die van wateroverlast door zware neerslag. Waterkwaliteit en de beschikbare hoeveelheid zoetwater zijn aspecten van (de waarde van) de natuur en daaruit voortkomende ecosyteemdiensten.
Waterveiligheid
Het primaire projecteffect van waterveiligheidsprojecten betreft het reduceren van het risico (jaarlijkse verwachtingswaarde) op schade en slachtoffers. De Algemene MKBA-leidraad geeft in hoofdstuk 8 bouwstenen voor de aanpak en modellen. Deze kunnen worden ingezet om het economisch optimale tijdstip te bepalen van investeringen in maatregelen die nodig zijn om de wettelijk vastgelegde normen te bereiken. Daarnaast worden hierin van de belangrijkste projectvormen ook mogelijke neveneffecten benoemd, zoals bijdrage aan de leefbaarheid van een gebied of natuurwaarden.
In lijn met de algemene principes voor de MKBA is het nuttig om, naast een MKBA van het integrale alternatief, ook de kosten-baten voor het veiligheidspakket en de maatregelen die betrekking hebben op de andere onderdelen, afzonderlijk uit te voeren. Hierdoor kan, bijvoorbeeld, het onzichtbaar meeliften van maatschappelijk onrendabele deelmaatregelen worden vermeden. Daarnaast kan een dergelijke opstelling dienen als basis voor discussie over bekostiging van de maatregelen.
Als projecten als doel hebben om verder te gaan dan de wettelijk veiligheidsnorm, kunnen de boven normatieve baten (additionele materiele en immateriële baten) geraamd worden door gebruik te maken van gegevens uit het programma 'Waterveiligheid 21e eeuw’ (WV21) van het Deltaprogramma Veiligheid, en/of door het toepassen van de schade- en slachtoffermodule van het Hoog Water Informatie Systeem (HIS). De verwachte schadebeperking dient daarbij te worden afgewogen tegen de hogere inrichtings- en onderhoudskosten van een hogere veiligheidsnorm.
Wateroverlast
Onder wateroverlast wordt verstaan alle schade en ongemak als gevolg door hoge waterstanden. De (fysieke) effecten in het nul- en projectalternatief kunnen gebruik makend van de hydrologische en waterkwaliteitsmodellen van de waterbeheerder worden bepaald. Dit geldt zowel voor projecten met een primaire focus op wateroverlast als op aanlegprojecten waar wateroverlast kan optreden als neveneffect. Voor de doorvertaling naar welvaartseffecten (verandering in het wateroverlastrisico ten gevolge van het project) staat het door STOWA ontwikkelde (en periodiek geactualiseerde) WaterSchadeSchatter (WSS) ter beschikking. De WSS raamt de directe schade bij optredende wateroverlast aan gebouwen, infrastructuur en gewassen. De WSS bevat ook een raming van de indirecte schade. Als deze indirecte component in een MKBA wordt meegenomen is het belangrijk te corrigeren voor ruimtelijke en/ of temporele verdelingseffecten.
Waterkwaliteit
Waterkwaliteitsprojecten richten zich op de verbetering van de biologische, ecologische, en/of milieu hygiënische condities van het watersysteem en een duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Effecten kunnen beoordeeld worden op basis van veranderingen in ecosysteemdiensten en door middel van natuurpunten (zie Natuur)
Bronnen die houvast kunnen bieden (bijv. de verandering in Ecologische Kwaliteitsratio (EKR) of Ecologische Sleutelfactoren (ESF), of areaalverandering). Ook relevant zijn het Nationaal Water Model en de verkenner van de Kaderrichtlijn Water (KRW).
Waterkwantiteit (watertekort)
Het hoofddoel van projecten die ingrijpen in de watervoorziening is om economische schade door droogte te beperken en kansen voor economie of leefbaarheid en natuur te benutten. Effecten kunnen worden bepaald door gebruik te maken van het ontwikkelde landelijke instrumentarium: het Nationaal Water Model (NWM) voor de analyse van de (fysieke) hydrologische knelpunten in het nul- en projectalternatief, en de speciaal voor het Deltaprogramma ontwikkelde effectmodules voor de doorvertaling van de fysieke effecten naar welvaartseffecten. Voor het DPZW in 2019 zijn modules opgeleverd voor de effecten: Landbouw, Scheepvaart, Drinkwater, Industrie en Natuur. Met het NWM kunnen de effecten worden doorgerekend van maatregelen in het hoofdwatersysteem. Om de effecten van regionale maatregelen in kaart te brengen, is regionaal maatwerk nodig (zowel voor de hydrologische effectbepaling van maatregelen als de waardering van de effecten). Daarbij is het belangrijk om te zorgen dat uitgangspunten en methoden die hierbij worden gehanteerd zo goed mogelijk aansluiten bij de nationale analyses.
De MKBA-analyse is gebaseerd op een risicobenadering, waarbij de kans op en gevolgen van een grote variatie aan droogtesituaties in het huidige en toekomstige klimaat dienen te worden meegenomen. Dit naar analogie van de MKBA-praktijk bij waterveiligheidsprojecten (en wateroverlast). Deze methode is voor droogte projecten nog relatief nieuw en vraagt daarom extra aandacht van de MKBA-opsteller. Het droogterisico is de jaarlijkse verwachtingswaarde van het effect van droogte op de Nederlandse economie door te kijken naar de verschillende gebruiksfuncties die door droogte kunnen worden geraakt. Handvatten voor het bepalen van de effecten bieden de studies Economische analyse zoetwater fase II (Stratelligence (2021) Leiden: Stratelligence), Economische effecten van droogte voor landbouw in Nederland (Polman, N. Peerlings, J. en M van der Vat (2019) Wageningen/Delft: Wageningen Economic Research (WEcR)/ Deltares) en Welvaartseffecten waterbeschikbaarheid op de sectoren scheepvaart, drinkwater, energie en industrie (Ecorys (2018) Rotterdam: Ecorys).
Een praktische tekortkoming is dat het huidige ter beschikking staande landelijke modelinstrumentarium niet (al) volledig is uitgerust om met mogelijke gedragsreacties van bedrijven en huishoudens op klimaatverandering in het nulalternatief (bijvoorbeeld scheepvaart die overschakelt op laagwaterschepen). Een risico is dan dat het droogterisico in het nulalternatief hierdoor wordt overschat. In de MKBA is het belangrijk een analyse toe te voegen op de gevoeligheid van de ingeschatte effecten voor mogelijke gedragsreacties in het nulalternatief. Voor zover een kwantitatieve inschatting niet mogelijk is, kan in ieder geval per alternatief de gevoeligheid van de ingeschatte effecten voor niet-meegenomen autonome aanpassingen kwalitatief worden geduid.