Wat is het verschil tussen discontovoet en relatieve prijzen? En voor welke projecteffecten geldt een afwijkende relatieve prijsontwikkeling?

De discontovoet is een maatstaf voor het maatschappelijk rendement dat wordt gevraagd van overheidsinvesteringen: als een project bij een discontovoet van x% een positieve netto contante waarde oplevert, is het dus voor de maatschappij als geheel rendabel om middelen opzij te zetten voor een hogere toekomstige baat.

Naast een generiek rendement kan voor bepaalde kosten- of batenstromen een hoger of lager rendement worden geëist. Als een bepaalde baat in de toekomst schaarser wordt (dat wil zeggen: als er relatief meer vraag komt ten opzichte van het aanbod) dan wordt dat goed in de toekomst duurder ten opzichte van andere goederen en diensten. In het advies van de Werkgroep Discontovoet van 2015 werd hiervoor de discontovoet gecorrigeerd.  Zuiverder en rekenkundig eenvoudiger is het om de toekomstige prijsstijging of –daling in de kasstroomoverzichten van de maatschappelijke kosten-batenananalyse (MKBA) mee te nemen (dus hiervoor niet met constante prijzen te rekenen) en deze met de generieke discontovoet contant te maken. Vanaf 2021 is dit dan ook de voorgeschreven werkwijze.  

Momenteel gelden voor reistijden, ecosysteemdiensten en CO2 afwijkende relatieve prijzen. Kengetallen voor deze waarderingen staan op de website van het Steunpunt Economische Expertise (SEE) van Rijkswaterstaat: overzicht kengetallen. Deze kengetallen worden periodiek geactualiseerd. Het is daarom van belang om voor elke nieuwe MKBA deze website na te slaan op de meest actuele waarderingen. Bij uitzondering (op basis van diepgaande analyse en gefundeerd empirisch onderzoek) kunnen ook voor andere projecteffecten afwijkende prijzen worden bepaald.